Sivut kuvina
PDF
ePub

die op last van een ander handelt. Koopt hij voor zijn committent, dan heeft deze reeds door zijne lastgeving den animus possidendi getoond ten opzichte van datgene, waarvan hij de verkrijging aan den Cair. opdraagt. Dit vereischte is dus vervuld." Bezit wordt in den handel, meestal verkregen bij traditie. De regels omtrent de traditie komen dus in de eerste plaats hier in aanmerking; dit wordt besproken tot bl. 211.

In 6 bl. 211-248 behandelt de S. het Constitutum possessorium.,,Eerst SAVIGNY", zegt hij bl. 212, ,, heeft in § 27 van zijn Recht des Besitzes het ware karakter dezer instelling in het licht gesteld." Het bestaat daarin dat degene, die de zaak bezit, den wil verkrijgt om haar voor een ander te bezitten, als wanneer er mede bezits-overgang plaats heeft; dit toont hij aan bl. 213–215 door beroep op de L. 18 pr. D. h. t. (XLI, 2) ULPIANUS, in de L. 77 D. de Rei Vind. (VI, 1), de L. 28 (Const. van THEODOSIUS) en L. 35 § 5 Cod. de donationibus, (VIII, 54); dit wordt door den S. nader ontwikkeld tot bl. 253.

HONORIUS en

Bl. 250 zegt hij:,, Voor het burgerlijk recht mag men het const. poss. aannemen, omdat het steunt op en een noodzakelijk nitvloeisel is van de algemeene beginselen der bezitsverkrijging (vooral art. 596 B. W.), en omdat het door geen enkele wetsbepaling wordt gedesavoueerd; de weinige schrijvers en de jurisprudentie over dit recht worden door den S. besproken van bl. 240-242, terwijl hij bl. 242-247 de toepassing van dit rechtsinstituut behandelt.

In § 7 bl. 248-254 bespreekt de S. Overgang van bezit bij verzending van goederen.

Wanneer heeft bezits-overgang bij verzending van goederen plaats?,, verschillende wetgevingen, zegt hij bl. 248, hebben de zaak opzettelijk geregeld. Zoo bijv. het Saks. wetboek, § 204, het Züricher wetb. § 649, het Berner wetb. art. 433, het wetboek van Grauwbunderland § 1886, het Oostenrijksche Burg. Wetb. § 429. De meeste dezer wetgevingen nemen aan, dat de verzending der goederen, de overgave daarvan aan den vervoerder, op zich zelf nog niet bezit en eigendom van den afzender op den geadresseerde doet overgaan, tenzij de vervoerder door den laatste is in het werk gesteld (waarmede diens goedkeuring van de keuze, door den afzender gedaan, wordt gelijkgesteld), in welk laatste geval verscheidene wetboeken, o. a. het Oostenrijksche, aan den geadresseerde eigendom toekennen." Dat deze uitzondering strookt met de rechtsbeginselen wordt door den S. tot bl. 253 in het licht gesteld.

[ocr errors]

In Frankrijk en in Nederland beslist de wet niet; dus moeten de algemeene rechtsbeginselen gelden bl. 249-251. Voor het spoorwegvervoer, zie men art. 58 al. 4 van het Alg. Regl. voor het vervoer op de spoorwegen, vastgesteld bij Kon. Besl. van 9 Jan. 1876 (Staatsbl. no. 7), dat aan het juiste stelsel nabij komt, bl. 253.

In de Tweede Afdeeling bespreekt de S. Verlies van bezit door derden uitgeoefend, bl. 254-336. „Ophouden van corpus en ophouden van animus is ieder op

zich zelf voldoende om het bezit te doen ophouden;" de animus wordt geacht te bestaan totdat het tegendeel gebleken is; hetzelfde geldt van het corporeele element; bl. 257, eene bepaling als die in § 525 van het Züricher wetb. is aan te bevelen," in navolging van het Rom. recht. Voor die wetgevingen, die haar niet hebben overgenomen, gelijk de Fransche en de Nederlandsche, kan zij evenwel niet als geldend recht beschouwd worden; bl. 257-259.

Alvorens over te gaan tot de behandeling der leer van bezitsverlies bij Vg., bespreekt de S. de vraag: ,, zijn de regels, die wij voor het Romeinsche recht zullen leeren kennen, ook voor het moderne recht bruikbaar? Het Saksische wetboek bevat uitdrukkelijke bepalingen. Tal van wetboeken en in de eerste plaats het Fransche, missen alle voorschriften omtrent bezitsverlies in het algemeen, en hebben dus dit onderwerp geheel aan de wetenschap overgelaten.,, Daar moet men", zegt de S., de beginselen consequent toepassen, natuurlijk met behulp van het Rom. recht, voor zoover dat niet,, iuris civilis" is. In de ongelukkigste positie bevindt zich de uitlegger van het Ned. recht. In ons B. W. wordt de leer van het bezitsverlies door Vrs. niet aangeroerd; daarentegen zijn aan bezitsverlies in het algemeen 6 artikelen (a. 898-603) gewijd. Wel verre van die leer grondig en overeenkomstig de wetenschap te behandelen, zijn deze artikelen in vele opzichten zeer gebrekkig; bl. 259. Hierna bespreekt de S. het bezitsverlies door den Vr., bl. 259–271, waar hij resumeert: „, krankzinnigheid, overlijden of

vertrek (zelfs animo non redeundi) van den Vr. doet op zich zelf het bezit nog niet voor den dominus verloren gaan. Dit kan eerst geschieden door apprehensie, verricht door een derde, of daardoor dat de dominus toont het bezit op te geven." Verschillende vragen dienaangaande bespreekt de S. tot bl. 336. Eindelijk dient een Register der voornaamste Bronnen, bl. 337— 344, tot wegwijzer in dit zoowel zaakrijke als omvangrijke werk.

Aan het gunstig oordeel, door de Rechtsgeleerde Faculteit aan de Rijks-Universiteit te Leiden, welke den Schrijver over zijn geschrift,, Bezitsverkrijging en Bezitsverlies door derden" met de gouden medaille heeft bekroond, en hetwelk hem tevens als academisch proefschrift heeft gediend, uitgesproken, heb ik niets toe te voegen. Moge de grondige rechtskennis, welke hij zich heeft eigen gemaakt, voor het recht en de wetgeving in Nederland rijke vruchten opleveren, en den geachten Schrijver bevorderlijk zijn in zijne maatschappelijke loopbaan.

Utrecht,

Januari

Mr. N. F. VAN NOOTEN.

1880.

Juli

BERICHTEN.

Bemiddeling tot bevordering van een huwelijk. Beloften tot betaling van een Commissie-loon, geëvenredigd aan de huwelijks-aanbrengst.

Velen onzer lezers hebben zich gewis wel eens de vraag gesteld, of de zoogenaamde huwelijks-advertentiën, tegenwoordig niet zelden in de nieuwsbladen voorkomende, ernstige aanzoeken, dan wel het werk van grappenmakers zouden zijn. Mochten zij vroeger er wellicht toe hebben overgeheld om deze vraag in laatst bedoelden zin te beantwoorden, in den laatsten tijd, nu die advertentiën zoo in aantal toenemen en er zelfs legio inrichtingen verrijzen, om de trouwlustigen met elkaar in verbinding te brengen, zullen ze wel langzamerhand tot de overtuiging gekomen zijn, dat hier veelal geen scherts in 't spel is.

Waartoe de nieuwe methode, om tot een huwelijk te geraken, al zoo kan leiden, leeren we uit een rechtsgeding, dat onlangs in Frankrijk gevoerd werd, en waarin personen van aanzienlijken stand betrokken waren.

« EdellinenJatka »