Sivut kuvina
PDF
ePub

titre à remettre à M... (l'acquéreur) ni aux créanciers inscrits, à l'appui dudit nantissement.

Ce nantissement est accepté par M... (le dépositaire) dans l'intérêt des créanciers inscrits pour lesquels il stipule, et par M... (l'acquéreur pour lui-même).

Cette formule est généralement admise à Paris, où le dépositaire est le notaire lui-même.

Oordeel van een Landbouw-man over de Notarissen.

In de Landbouw-Courant, 1880 No. 48, komt een artikeltje voor over het aanstaand Landhuishoudkundig Congres te Maastricht. Aan het slot treffen wij de volgende, niet zeer liefelijke ontboezeming aan over de rekeningen der notarissen :

,,Het denkbeeld om, te gelijk met het Congres, de notarissen te doen vergaderen, is het voldoen aan een bekende natuurwet. Immers men ziet dikwerf dat bij opeenhooping van diersoorten (de mensch is, gelijk de Hr. Gratama onlangs in de Kamer herinnerde, immers een dier?) tevens andere verschijnen, die geheel of ten deele, in elk geval niet ten bate, van de eersten leven. De notarissen zullen ook wel eens de Congres-vergaderingen bezoeken en daar dan kunnen vernemen hoe bij publieke verkoopingen van onroerend goed, waar zij 10, 11, ja 12 percent onkosten laten betalen, 81, ruim voldoende is om hun salaris volgens de wet op het notariaat (art. 4) en hun verschotten te vergoeden, of hetgeen nog erger is,

bij verkooping van roerend goed, waar niet meer dan 2 percent registratie betaald wordt, zij ook dezelfde onkosten laten betalen, waardoor natuurlijk de landbouwer zijn grond duurder betaalt en voor zijn producten, die hij publiek verkoopt, minder ontvangt. (24e Congres te Arnhem, punt 62.)"

De Duitsche woekerwet.

De Reichs-Anzeiger deelt den inhoud mede der woekerwet van 24 Mei 1880. Zij luidt aldus:

Art. 1. Achter § 302 van het Strafwetboek voor het Duitsche rijk worden de volgende nieuwe §§ 302a, 3026, 302c, 302d ingelascht:

§ 302a. Wie met gebruikmaking van den nood, de lichtzinnigheid of onervarenheid van een ander voor eene verbruikleening, of in geval van uitstel van eene geldvordering zich zelven of een derden geldelijke voordeelen laat beloven of toekennen, die den gebruikelijken rente voet dermate overschrijden, dat naar gelang van de omstandigheden de geldelijke voordeelen in blijkbare evenredigheid tot de bewezen dienst staan, wordt wegens woeker met gevangenis van ten hoogste zes maanden en tevens met geldboete van ten hoogste drie duizend mark gestraft. Ook kan het verlies der burgerlijke rechten worden uitgesproken.

§ 3026. Wie zich of een derde de uit woeker ontstane geldelijke voordeelen (§ 302a) bedektelijk of bij wijze van wissel of onder verpanding der eer, op het

woord van eer, bij eede of onder soortgelijke verzekeringen of verklaringen laat beloven, wordt met hechtenis van hoogstens een jaar en tevens met geldboete van hoogstens zes duizend mark gestraft. Ook kan het verlies der burgerlijke rechten worden uitgesproken.

§ 302c. Dezelfde straffen (§ 302a, § 302b) treffen dengenen die met kennis van den staat van zaken eene vordering van bovengemelden aard verkrijgt en deze weder aan anderen vervreemdt of wel de uit woeker ontstane geldelijke voordeelen tracht meester te worden.

§302d. Wie den woeker als beroep of uit gewoonte uitoefent, wordt met hechtenis van niet minder dan drie maanden en tevens met geldboete van 150 tot 15,000 mark gestraft. Ook kan het verlies der burgerlijke rechten worden uitgesproken.

Art. 2. § 360 no. 12 van het Strafwetboek in de door de wet van 26 Februari 1876 vastgestelde redactie wordt door de navolgende bepaling vervangen :

§ 360 no. 12. Wie als leener op onderpand of als wederinkooper bij uitoefening van zijn bedrijf in strijd handelt met de daaromtrent uitgevaardigde verordeningen, in het bijzonder den door de landwet of verordening der bevoegde overheden bepaalden rentevoet overschrijdt.

Art. 3. Overeenkomsten, die tegen de voorschriften van §§ 302a, 302b van het Strafwetboek aandruischen, zijn nietig.

Alle door den schuldenaar of voor hem uitbetaalde

geldelijke voordeelen (§ 302a) moeten teruggegeven worden met bijberekening van rente van den dag der ontvangst af. Hiervoor zijn degenen die zich aan den woeker hebben schuldig gemaakt solidair aansprakelijk, doch de schuldige volgens § 302c van het Strafwetboek slechts voor het bedrag dat door hem of een rechtverkrijgende genoten is. De verplichting van een derde, die zich niet aan woeker heeft schuldig gemaakt, wordt naar de voorschriften van het burgerlijk recht bepaald.

Het recht van terugvordering verjaart 5 jaren na den dag waarop de handeling is geschied.

De schuldeischer heeft het recht, het krachtens het ongeldige contract verstrekte terug te vorderen; voor deze aanspraak waarborgt de voor de contractueele vordering gestelde zekerheid. De verder reikende rechten van een schuldeischer, wien volgens de bepalingen van het burgerlijk recht de nietigheid van het contract niet kan worden tegengeworpen, worden hierdoor niet aangetast.

Qnzekerheid van eigendom en hypotheek. Wijziging van het Burg. Wetboek 1).

In Weekbl. no. 4473 (onder de Berichten) herinnert de Redactie aan het arrest van den Hoogen Raad van 21 Nov. 1873 (Weekbl. n°. 3659), oordeelende,,dat onder de ontbindende voorwaarde.... moet worden

1) Deze artikelen zijn overgenomen uit de aan het slot vermelde nommers van het Weekblad van het Regt.

verstaan niet alleen die, welke bij contract bedongen is, maar ook die, welke krachtens art. 1302 B. W. geacht wordt stilzwijgend in iedere overeenkomst plaats te grijpen, in geval eene der partijen niet aan hare verplichting voldoet, met dat gevolg dat alle hypotheken, verleend door den kooper, van rechtswege vervallen, indien later de koop wegens nietbetaling der kooppenningen wordt ontbonden; en dat dus die zoogenaamde stilzwijgende ontbindende voorwaarde... ook aan derden kan worden tegengeworpen."

De Redactie schijnt het gevaar daarin gelegen te achten, dat het zoo moeielijk, ja zelfs dikwijls onmogelijk is, zich te vergewissen dat de koopprijs betaald is, en, buiten hetgeen de Staatscommissie van 1870 in het belang der zekerheid voorstelde, herinnert zij dan ook tevens aan een voorstel, dat de heer P. M. MONTIJN, notaris te Gouda, gedaan moet hebben, namelijk om kwijting voor koopprijs van onroerend goed, op straffe van nietigheid, alleen bij notarieele akte in minuut te doen verlijden.

Men vergist zich echter, wanneer men het gevaar zoekt in het niet bewijsbaar bestaan eener kwitantie. Het groote gevaar ligt m. i. daarin, dat de wet de erkentenis heeft gesteld boven het schrift en derden daartegen hulpeloos heeft gelaten.

Een verkooper en kooper van vroeger, thans in geldverlegenheid of minder soliede van aard, besluiten zich straffeloos ten kosten van derden te verrijken. De verkooper dagvaardt den kooper tot ontbinding van het vroeger (binnen twintig jaar) verkochte on

« EdellinenJatka »