Sivut kuvina
PDF
ePub

aldus: „De werkkring van den notaris behoort bij de ,,wet in overeenstemming gebracht te worden met de ,,algemeen bestaande opvatting van het notaris-ambt."

Hij wenscht dit niet slechts in het belang van partijen, die thans vaak tegenover den notaris geheel machteloos, zonder eenig verhaal staan, maar óók, omdat (zie vonnis 's Hertogenbosch, hiervoor aangehaald) thans ,,de hoedanigheid van lasthebber of ,,zaak waarnemer de groote achterdeur is, waardoor ,,eene veel uitgestrekter verantwoordelijkheid wordt ,,binnengelaten dan de wet oplegt."

De heer ROES gelooft klaarblijkelijk, dat eene grootere, bij speciale wet duidelijk aangegeven verantwoordelijkheid voor den notaris zeer te verkiezen is boven eene, door den rechter willekeurig te bepalen, schier onbegrensde verantwoordelijkheid, die hem een soort Damocles-zwaard kan zijn.

Hoe schrijver dezer regelen over de roeping van den notaris denkt, kan uit de beschouwingen, die hij aan het overzicht der redeneeringen van mr. ROES toegevoegd heeft, genoegzaam blijken.

ren

Gaarne zou hij gezien hebben, dat ook door ande

[ocr errors]

vóór of tegen hem deze inderdaad belangrijke quaestie ware besproken.

Tot heden is dit niet geschied. Een enkele ,,seitenhiebe" werd hem toegediend, en verder niet.

Hij hoopt, dat men in 't vervolg meer aandacht zal gelieven te wijden aan een vraagstuk, dat

1) Recht en Wet, deel XXX blz. 45 en volg.

indien hij zich in de gezindheid van personen van invloed niet vergist spoedig wel eens een, voor de notarissen dreigend aanzien zou kunnen verkrijgen. Hij hoopt, dat men wel zal bedenken, dat de struisvogel-politiek altijd gevaarlijk is.

Breda,
Juli 1880.

ARMAND SASSEN.

Wetsbepalingen op het beheer der goederen van minderjarigen en het toezicht op dit beheer.

EEN TWEETAL RAPPORTEN.

In de eerstvolgende algemeene vergadering der Nederlandsche Juristenvereeniging, zal o. a. het volgende onderwerp in behandeling komen:

„Bestaat er aanleiding om, hetzij tot wegneming van belemmeringen, hetzij tot versterking van waarborgen, de wetsbepalingen op het beheer der goederen van minderjarigen en het toezigt op dit beheer te wijzigen?

„Zoo ja, welke verbeteringen komen voornamelijk in aanmerking ?”

Omtrent dit hoogst belangrijk onderwerp hebben de heeren mr. E. STAR BUSMANN, substituut-officier van justitie te Leeuwarden, en mr. J. G. VOGEL, kantonrechter te Rotterdam, de praeadviezen uitgebracht, die wij hierna laten volgen 1).

Wij hopen later onzen lezers, waarvan de meesten

1) Ten einde het verwijt te voorkomen, dat wij eene te groote plaats inruimen aan reeds elders verschenen stukken, zullen wij deel XXXII iets grooter omvang geven.

wel niet in het bezit zullen zijn van de gedrukte stukken der genoemde vereeniging, een résumé te geven van de gehouden discussiën en de genomen besluiten.

DE REDACTIE.

Praeadvies van Mr. E. Star Busmann.

Door het Bestuur der Juristen-Vereeniging uitgenoodigd, om te praeadviseeren op vorenstaande vraag, heb ik mij daaraan niet willen onttrekken. Niet, omdat ik vermeende de juiste formule tot oplossing van het vraagstuk te bezitten, maar dewijl ik oordeel, dat elk lid eener vereeniging, waaraan hij vrijwillig is toegetreden, pro viribus moet trachten mede te werken tot het doel, dat zij beoogt. Zulks te meer hier, waar het tekort der schriftelijke voorbereiding, bij het opgevolgd mondeling debat ruimschoots kan worden gedekt.

Uit de redactie der vraag leid ik af, dat het niet te doen is om het geheele onderwerp van het voogdijbeheer in behandeling te nemen, maar alleen die punten, welke geacht kunnen worden het meest in aanmerking te komen. Het is in dezen zin, dat ik op het navolgende de aandacht zal vestigen.

Ik ga daarbij uit van de vooronderstelling, dat de hoofdbeginselen onzer wet hier intact blijven. Alzoo de waarneming der voogdij en het toezicht daarop

toevertrouwd aan één persoon, niet aan meerdere, hetzij dan individueele naast elkander geplaatst, ieder met eigen aangewezen werkkring, hetzij als collegie tot één vereenigd; alzoo de rechterlijke autorisatiën behouden, en de medewerking der familie, — als voorlichting, niet als beslissing,

tot sommige han

delingen van den voogd bij voortdurig verzekerd. Want de deugdelijkheid van een en ander, op de gedachte rustende, dat de voogdij is èn tak van staatszorg en familie-zaak, kan m. i. niet betwist worden, en geenszins onderschrijf ik het gevoelen van mr. VAN BEMMELEN, dat, ook op dit gebied van het recht, in zooverre radicale hervorming mogelijk is 1).

Het geldt hier alleen de toepassing van het beginsel, en dienaangaande kan geen twijfel bestaan, dat onze wet veel te wenschen overlaat. Ook bij de jongste behandeling der Staatsbegrooting, werd dit door Vertegenwoordiging en Regeering beide uitdrukkelijk erkend 2).

Tot bewijs stel ik achtereenvolgens aan de orde: I. de waarborgen van het voogdij-beheer;

II. het beheer, en

III. het toezicht op het beheer.

Ad Ium.

Bij de bepaling, dat de voogd de goederen van den

1) N. Bijdr. voor R. en W., Deel 21, bl. 237 v., en daarbij: Mr. W. MODDERMANN, Practijk en Theorie der rechtwetenschap, Gron. 1875, bl. 11 en 12.

2) Handelingen der Stat.-Gen. 1879-'80, bl. 387 v.

DI. XXXII.

4

« EdellinenJatka »