Sivut kuvina
PDF
ePub

ressort, door de kantonregters of de regtbanken in hooger beroep gewezen, kan, ter handhaving der wet en van den geregelden loop der regtspleging, beroep in cassatie worden ingesteld, doch alleen door het openbaar ministerie. (art. 34.)

Deze cassatie kan worden ingesteld tegen vonnissen der kantonregters, door den officier van justitie bij de regtbank, tot wier regtsgebied zij behooren, tegen vonnissen der regtbanken in hooger beroep door den procureur-generaal van het hof, tot welks regtsgebied zij behooren.

De vonnissen der kantonregters, waarbij in het hoogste ressort burgerlijke regtsgeschillen zijn beslist, worden door de officieren van politie ter kennis van den officier van justitie gebragt.

De vonnissen van gelijke strekking, door de regtbanken in hooger beroep gewezen, worden door den officier van justitie ter kennis van den procureur-generaal van het provinciaal geregtshof gebragt. (art. 35.)

Dit beroep is alleen ontvankelijk gedurende drie maanden na de dagteekening der uitspraak. (art. 36.)

Het wordt ingesteld door eene aanteekening ter griffie, waarbij worden vermeld de gronden voor het beroep. (art. 37.)

Het openbaar ministerie brengt het ter kennisse der partijen of harer procureurs, en zendt afschrift van de aanteekening en van het aangevallen vonnis aan den procureur-generaal bij den Hoogen Raad. (art. 38.)

De verliezende partij kan zich in haar belang aan dit beroep aansluiten, opvolgende de bepaling van art. 31 dezer wet. Zij moet, binnen eene maand na die kennisgeving, het verzoekschrift, bedoeld in art. 406 van

het Wetboek van Burgerlijke Regtsvordering, ter griffie van den Hoogen Raad nederleggen. Er wordt verder voortgeprocedeerd als bij voormeld wetboek en deze wet is voorgeschreven.

De kosten komen bij aansluiting ten laste der verliezende partij, en anders die van cassatie ten laste van den Staat. (art. 39.)

Sluit de verliezende partij zich niet aan, dan wordt het beroep door den procureur-generaal bij den Hoogen Raad aangebragt en, zijne conclusiën gehoord, afgedaan. De te vallen beslissing geldt dan alleen in het belang der wet en heeft geen invloed op dat der partijen. (art. 40.)

Het beroep in cassatie tegen beschikkingen op requesten wordt aangebragt bij den Hoogen Raad, insgelijks bij request ter griffie van dien Raad over te leggen, en door een advokaat, bij denzelven toegelaten, geteekend.

Het kan worden ingesteld door hem, die zoodanige beschikking heeft gekregen, binnen drie maanden na de dagteekening der beschikking, en binnen drie maanden na derzelver beteekening door de overige belanghebbenden.

Art. 408 van het Wetboek van Burgerlijke Regtsvordering is op deze requesten van toepassing. (art. 43.)

Met wijziging van de artt. 861 en 862 van het Wetboek van Burgerlijke Regtsvordering, wordt de toelating om kosteloos te procederen alleen dan verleend, wanneer de voorgenomene vordering of verdediging den regter aanvankelijk toeschijnt gegrond te zijn. (art. 46.)

De strekking dezer beide ontwerpen, ofschoon niet

hunne hoofdstrekking, schijnt bezuiniging door vereenvoudiging der vormen van regtspleging; evenmin echter als in 1853 wordt thans het uitzigt geopend op de mogelijkheid eener spoedige herziening der wetgeving op, en gelijktijdige vermindering van de regten van zegel, registratie en griffie! - Ten opzigte der voorgestelde uitbreiding van de regtsmagt der kantongeregten in burgerlijke zaken, meenen we met bescheidenheid te mogen vragen, of zulk eene uitbreiding de wettelijke regeling der zoogenaamde zaak waarneming, in het algemeen belang, niet noodzakelijk zal doen zijn. Of zal de nieuwe wet, bij hare invoering, tegelijk aan zaakwaarnemers en practizijns in regtszaken de bekwaamheid geven, die bij de tegenwoordige wet gevorderd wordt bij hen, die voor anderen optreden bij den Regter, wanneer het onderwerp des geschils meer dan twee-honderd gulden beloopt? We hopen weldra in de gelegenheid te zijn, op deze vraag en hare beantwoording opzettelijk terug te komen.

W. F. O.

CORRESPONDentie.

Aan het verlangen van den geachten inteekenaar op dit Tijdschrift, den Heer L. te Z., wenschende de opname eener volledige lijst van het personeel der Notarissen in het geheele Koningrijk, zoo als die voorkomt in den jaargang van 1850, zal, zoo mogelijk in den loop van dit jaar, door de redactie worden voldaan.

PERSONEEL.

NOTARISSEN.

BENOEMINGEN, VERANDERING VAN STANDPLAATS,
ONTSLAG EN OVERLIJDEN.

Bij Zr. Ms. Besluit van den 8 Nov. 1855, no 39, is benoemd tot Notaris te Maasland, J. VAN DER POORT.

Bij Zr. M. Besluit van den 22 Dec. 1855, no 52, zijn benoemd tot Notarissen te Nijmegen, C. ALDUS en C. H. ROBBERS. Bij Zr. Ms. Besluit van den 25 Dec. 1855, no 58, is benoemd tot Notaris te Veere, D. VERHULST.

Bij Zr. Ms. Besluit van dienzelfden dag, no 68, is benoemd tot Notaris te Helvoirt, C. A. P. VERBUNT.

Bij Zr. M. Besluit van den 26 Dec. 1855, no 54, is benoemd tot Notaris te Oirschot, B. P. DE JONG.

CANDIDAAT-NOTARISSEN.

In de maand Nov. 1855 zijn door de Commissien uit de Provinciale Geregtshoven in de navolgende Provinciën bevoegd verklaard om tot Notaris te worden benoemd, de volgende personen:

NOORD-BRABANT.

J. A. BOSSERS.

H. L. SCHEEFHALS.

F. C. UMMELS.

J. A. VERHOEVEN.

Mr. J. VAN WIJNGAARDEN.

GELDERLAND.

NOORD-HOLLAND.

Mr. M. DONKER.

J. D. MARTENS.

ZEELAND.

Mr. H. C. VAN DIGGELEN.

UTRECHT.

H. W. D. DONKER CURTIUS. C. VAN LEENHOF.

F. M. VAN HEYST.

[blocks in formation]

FRIESLAND.

P. C. POPPES.

Mr. L. R. WENTHOLT.

OVERIJSSEL.

W. F. BOEIJINK.

W. NIEBOER.

G. VERRYN STUART.

GRONINGEN.

Mr. H. P. DE GAVERE.

[blocks in formation]

Art. 336 B. W. bepaalt, dat natuurlijke kinderen, bij alle authentieke acten, kunnen worden erkend. Het antwoord op bovenstaande vraag lost zich alzoo op in de beantwoording eener andere, en wel deze: Tot welk soort van geschrift moet het olographisch testament worden gerekend te behooren, tot het authentieke of tot het onderhandsche? want gaarne omhelzen wij het gevoelen, dat in art. 336: kan, alleen op alle slaat en dus synoniem is met: moet.

Wij zullen de vraag tot welk soort van geschrift het olographisch testament behoort, trachten te beantwoorden. De wet kent twee soorten van schriftelijk bewijs: dat hetwelk wordt daargesteld bij authentieke acte, en dat hetwelk onderhands wordt opgemaakt.

Staan wij bij beiden een oogenblik stil. Eene authentieke acte is volgens art. 1905 B. W. de zoodanige

1 Zie Regt en Wet, X, 341 volgg. XI DỄ, N. 2

11

« EdellinenJatka »