Sivut kuvina
PDF
ePub

De bepaling van art. 943 B. W. (Alle personen kunnen uit uiterste willen voordeel genieten, uitgezonderd de zoodanigen, die daartoe volgens de bepalingen van deze afdeeling zijn onbekwaam verklaard"), is toch zoo algemeen dat, waar de wet de uitzondering niet aanwijst, ook daar de uitzondering niet mag worden aangenomen.

Is alzoo de nietigheid bedreigd wegens de vermelding eener beweegreden, welke tegen de wet strijdt, dan behoort, zal het geval toepasselijk wezen, de strijd met de wet van die beweegreden uit de wet zelve zonder redeneringen voort te vloeijen, daar anders de nietigheid haren voornamen grond, den strijd tegen de wet, missen zoude:

Eindelijk zoude men nog eene andere tegenwerping kunnen maken door als volgt te redeneren.

De wet geeft aan den vader van een natuurlijk kind de keus tusschen drie middelen om in het lot van het kind te voorzien.

of hij kan het door opvolgend huwelijk wettigen. of hij kan het door erkenning tot zijn kind verklaren ; in welk geval het geldelijke voordeel beperkt is.

of hij kan het, zonder erkenning of wettiging, geldelijk het meest bevoordeelen.

En van deze drie middelen kan hij kiezen.

Maar ze beiden te vereenigen dit is hem niet geoorloofd.

En dit zoude gebeuren wanneer de vader in eene testamentaire beschikking de onderwerpelijke

in zijn natuurlijk kind erkende ;

in het geldelijk bevoordeelde, alsof hij het niet erkend had.

Laat ons die redenering onderzoeken.

Gaarne erkennen wij dat de vader de keuze heeft tusschen deze drie middelen.

Wij gelooven ook dat het hem ongeoorloofd is twee keuzen te vereenigen.

Maar wij ontkennen dat dit hier zoude gebeuren. Hier toch ontvangt het kind geldelijk voordeel. Maar het wordt niet erkend.

De vader koos alzoo het laatste.

Maar hij erkende het kind niet wettelijk.

En deze erkenning wordt vereischt voor de toepasselijkheid der beperkingen omtrent het erfregt der natuurlijke kinderen.

Waar alzoo die beperkingen niet aanwezig zijn, daar kan de beschikking niet geacht worden tegen de wet te strijden, terwijl de beweegreden zelve veel minder gehouden kan worden als in de bepalingen van art. 938 B. W. te vallen.

Eindelijk zij het geoorloofd nog ééne aanmerking ten slotte te maken.

Wanneer men het er in dit geval al voor houdt, dat de vader in de onderwerpelijke beschikking aan zijn natuurlijk kind niet meer mogt geven dan 1/9, dan is daarmede nog geenszins beslist of de beweegreden welke den vader leidde tot zijne beschikking, al dan niet geoorloofd zij.

Want die beweegreden was niet deze: Omdat de wet mij verbiedt meer dan 1/9 te geven aan mijn natuurlijk kind, wanneer ik het erken, erken ik het niet, maar stel het tot mijnen erfgenaam in 1/3 mijner nalatenschap.

Dan zoude de beweegreden tegen de wet strijden.

Maar hier is het geval geheel verschillend : "Omdat B. mijn kind is (zegt de testateur), daarom stel ik het tot erfgenaam in 1/5.

De beweegreden is alzoo niet in strijd met de wet, maar een streven om te voorzien in de gevolgen van eene misdadige handelwijze, een streven om te zorgen voor het lot van hem, dien men op geene andere wijze wil of kan verzorgen, en die toch daarop een heilig regt heeft.

En nu de redenering: die beweegreden, hoe kunstig ook verborgen, leidt daarom niet minder tot overtreding der wet. Deze kan nooit opgaan omdat de beweegreden, niet de uitkomst der beschikking, deze nietig maakt, en deze alzoo gelden blijft zoolang zij zelve niet tegen de wet strijdt.

Die strijd tegen de wet, zij is in de beschikking zelve niet aanwezig.

Want het natuurlijk kind werd niet wettig erkend Het bleef dus zijnen- vader een vreemde.

Zijn vader kon hem dus het beschikbare gedeelte zijner nalatenschap maken.

En de beschikking is alzoo naar onze meening niet onwettig.

Mr. A. J. ZUBLI.

KAN DE ERKENNING VAN EEN NATUURLIJK KIND BIJ DEURWAARDERS EXPLOIT OF IN EEN PROCES-VERBAAL, DOOR EEN' VELDWACHTER OPGEMAAKT, GESCHIEDEN?

Het valt niet te ontkennen dat daar, waar de wet tot bewijs van zekere handelingen eene authentieke akte vordert, zij door dit voorschrift meerdere zekerheid wil geven voor de echtheid der feiten, welke daaruit zullen moeten worden bewezen. Immers zijn aan authentieke akten zekere vormen en formaliteiten verbonden, welke gezamenlijk dienen zoowel om de echtheid van het stuk als om de waarheid van deszelfs inhoud boven alle bedenking te stellen.

Onder deze waarborgen bekleedt de openbare ambtenaar zelf eene eerste plaats. Zijne maatschappelijke betrekking en stand leveren de meeste zekerheid op voor de eerlijke uitoefening der functiën aan hem toevertrouwd, zonder welke de menigvuldigste en strengste formaliteiten onvoldoende zouden zijn.

Geen wonder dat de wetgever omzigtig was in het toekennen der bevoegdheid tot het verlijden of opmaken van authentieke akten. Slechts aan ééne klasse van ambtenaren werd uitsluitend dat vermogen gegeven. Het zijn de notarissen, die volgens het beginsel, opgenomen in art. 1 der wet op het Notarisambt, uitsluitend bevoegd zijn om authentieke akten te verlijden wegens alle handelingen, overeenkomsten en beschikkingen waarvan de wet gebiedt of de belanghebbenden verlangen dat bij authentiek geschrift blijken zal.

Er zijn wel is waar uitzonderingen op dezen regel,

gelijk ook uit het slot van evengenoemd artikel blijkt, waar wij lezen: alles voor zoo ver het verlijden dier akten door de wet ook niet aan andere ambtenaren opgedragen of aan dezelve geheel voorbehouden is"; doch men verlieze niet uit het oog, dat het altijd eene speciale bevoegdheid is, welke aan hen is verleend, en dat dit vermogen zich niet verder uitstrekt dan tot het constateren van datgeen wat tot de uitoefening hunner functiën behoort. Al wat door hen buiten dien kring wordt gedaan, kan niet als authentiek bewijs aangemerkt worden.

Men kan de ambtenaren hier bedoeld, dus in twee klassen rangschikken. De eerste heeft eene algemeene, de tweede eene beperkte bevoegdheid betrekkelijk het opmaken van authentieke akten. Tot de eerste behooren alleen de notarissen, tot de laatste soort behooren alle die ambtenaren welke met het opmaken van geregtelijke of administrative akten belast zijn, zoo als kantonregters, griffiers, deurwaarders, ambtenaren van den Burgerlijken Stand, veldwachters, enz.

Deze beschouwingen toepassende op art. 336 B. W. de erkenning van een natuurlijk kind kan door alle authentieke akten geschieden," zal het wel niet vreemd schijnen dat ik mij niet kan vereenigen met de meening in het Tijdschrift de Juridische Vraag-al verkondigd ', die m. i. het eenige doel dat de wet door de authentieke akten beoogt: bijzondere zorg voor het onderwerp of de handelingen die daardoor moeten worden geconstateerd, miskent. Zij is deze, dat de erkenning van een natuurlijk kind, opgenomen in eenig deurwaarders

[blocks in formation]
« EdellinenJatka »