Sivut kuvina
PDF
ePub

van zien te behandelen en den Heer HOLSTER ор die plaatsen te wederspreken, waar wij met hem van gevoelen verschillen, waartoe ons door de Redactie van dit Tijdschrift welwillend een plaatsje werd ingeruimd. Zonder ons nu in te laten met de kwestie, die deze vraag in het leven heeft geroepen, namelijk eene ingestelde vordering tot ontruiming, gegrond op art. 825 B. W., gaan wij dadelijk over tot de behandeling van de hierboven gerelateerde vraag:

Is het volgens de wet een vereischte, dat legaten van onroerende goederen, willen de legatarissen daarvan den eigendom bekomen, door den erfgenaam worden geleverd?

Wij beantwoorden deze vraag reeds dadelijk bevestigend en verschillen alzoo van opinie met den Heer H.; wij zullen daartoe onze gronden aanvoeren,

Wij stellen ons voor een erflater, die bij testament heeft benoemd tot erfgenaam A. en tevens heeft gelegateerd een hem toebehoorend huis aan B.

Welke is nu de wettelijke gesteldheid van de nalatenschap bij het overlijden van den erflater?

Art. 1002 zal ons dit verklaren met te bepalen: bij het overlijden van den erflater treden van regtswege in het bezit van de nagelatene goederen, zoo wel de bij uitersten wil benoemde erfgenamen, als degenen aan wie de wet een gedeelte in de nalatenschap toekent ', met andere woorden, om ons tot het onderhavige geval te bepalen A. treedt als erfgenaam van den erflater in alle diens regten en verpligtingen, leeft als het ware in den persoon des erflaters voort.

Onder welke laatste zinsnede men wel niet zal willen begrijpen dan de legitimarissen.

De erflater heeft echter ook gelegateerd en wel aan B. een hem toebehoorend huis.

Wat nu zegt de wet ten aanzien van de regten van den legataris? Art. 1005 leert: Alle zuivere en onvoorwaardelijke legaten geven van den dag van het overlijden van den erflater af aan den legataris het regt om de gelegateerde zaak te vorderen, welk regt op zijne erfgenamen of regtverkrijgenden overgaat; en art. 1006: De legataris zal de afgifte van de gelegateerde zaak, van de erfgenamen of legatarissen, die daarmede belast zijn, moeten vragen.

Het is alzoo duidelijk te zien dat tusschen erfgenaam en legataris een groot verschil van regten bestaat. Terwijl toch de erfgenaam van regtswege in het bezit treedt, moet de legataris van het hem gelegateerde afgifte (levering) vragen. — Terwijl de erfgenaam bij het overlijden van den erflater onmiddellijk wordt eigenaar van diens nagelaten goederen, heeft de legataris slechts eene personeele actie verkregen tegen den erfgenaam tot afgifte (levering) van het legaat.

Ziedaar onze stelling ontwikkeld. Gaan wij nu het betoog na van den Heer HOLSTER, waarbij wij gelegenheid zullen hebben onze bewijsgronden aan te voeren.

Op pag. 534 zegt de Schrijver, sprekende over het aangehaalde vonnis, zich niet met het vooropgezette systeem te kunnen vereenigen, en is dus van gevoelen dat levering van gelegateerd onroerend goed voor de eigendomsverkrijging niet noodzakelijk is; want om die stelling te kunnen goedmaken, dus lezen wij verder, wordt bepaaldelijk gevorderd: of 1°. dat de legataris op het oogenblik van het overlijden des erflaters geen eigenaar van het gelegateerde is; of 2°. dat de levering

van gelegateerd vast goed bij de wet uitdrukkelijk is voorgeschreven.

Ten aanzien van de eerste stelling gaat de Schrijver over tot het onderzoek of de legataris al dan niet eigenaar wordt van het gelegateerde goed dadelijk na den dood van den erflater, en doorloopt daartoe als eene der verschillende wijzen van eigendomsverkrijging, de wettelijke of testamentaire erfopvolging, en komt daarbij tot de conclusie, dat: daar de algemeene regel in art. 921 bepaalt dat de goederen, die iemand bij zijn overlijden nalaat, behooren aan zijne bij testament benoemde erfgenamen, en dit beginsel noch bij den titel handelende over legaten, noch bij eenige andere wetsbepalingen eenigzins is veranderd of gewijzigd, het alzoo vast staat dat art. 639, sprekende van testamentaire erfopvolging, omsluit zoowel die krachtens erfstelling, als die bij legaat ontstaan.

Wij verklaren die conclusie maar niet te kunnen begrijpen; vooreerst leert art. 921 B. W. geheel iets anders dan de Schrijver daarin schijnt gelezen te hebben ; wat zegt dat artikel? de goederen welke iemand bij zijn overlijden nalaat, behooren aan zijne wettelijke erfgenamen (dat is zijne erfgenamen bij versterf) voor zoo verre hij daarover niet bij uitersten wil wettiglijk mogt hebben beschikt; met andere woorden: sterft de erflater zonder testament, dan erven zijne naaste bloedverwanten, in de volgorde door de wet aangewezen; in het tegenovergesteld geval heeft hij zelf zijne erfgenamen aangewezen; dat artikel is te duidelijk om nadere verklaring te behoeven, en doet onzes inziens hier ter zake niets af, daar er slechts te onderzoeken valt, welke regten juist diegenen hebben, die door den erf

later bij zijn testament, als diens goederen zullende verkrijgen, zijn aangewezen; ten tweede: aangenomen het artikel ware gesteld, zooals de Schrijver dat gelezen heeft, dan schijnt uit zijne gevolgtrekking te moeten worden opgemaakt dat hij en erfgenaam en legataris ten aanzien hunner regten op dezelfde lijn plaatst.

Ware dit het geval, het pleit zou spoedig beslist zijn; dat dit echter de bedoeling van den wetgever niet is geweest, blijkt en uit de verschillende benamingen van erfgenaam en legataris, en uit de geheel verschillende positie waarin de wet die titularissen plaatst.

Wat is erfstelling, wat is legaat?

Art. 923 zegt: uiterste wilsbeschikkingen ten aanzien van goederen zijn of algemeen, of onder eenen algemeenen titel, of onder eenen bijzonderen titel. Elk dezer beschikkingen, onder welke benaming ook gedaan, zal kracht hebben volgens de regelen bij dezen titel voorgeschreven; met andere woorden: eene institutie onder algemeenen of bijzonderen titel, hoe men die overigens ook noemen wil, zal slechts kracht hebben tot den omvang, dien de wet aan zoodanige beschikkingen toekent. Als uitlegging dier onderscheiding zegt art. 1001 Erfstelling is eene uiterste wilsbeschikking, waarbij de erflater institueert, hetzij voor het geheel, hetzij voor een gedeelte in alle zijne goederen; en art. 1004: een legaat is eene bijzondere beschikking, waarbij de erflater institueert zekere bepaalde goederen of wel alle zijne goederen van eene zekere soort.

Wij lezen dus hier weder iets anders uit de wet dan de Heer H., terwijl deze uit art. 923 meent te moeten besluiten dat de wet geen onderscheid maakt tusschen

de verschillende daarbij genoemde wijzen van verkrijgen bij uitersten wil, meenen wij in verband met art. 1001, 1004, 880, 1002, 1005 en 1006 juist tot het tegenovergestelde te moeten besluiten; want onzes inziens volgt daar duidelijk uit, dat terwijl de erfgenaam den erflater in alle zijne regten onmiddellijk opvolgt en alzoo eigenaar wordt der goederen, de legataris slechts het regt heeft den eigendom te vorderen van den erfgenaam; want, ging de stelling op van den Schrijver, dat de legataris even als de erfgenaam reeds dadelijk bij het overlijden van den erflater een regt van eigendom heeft, waar zou dan het onderscheid blijven tusschen erfgenaam en legataris, toch zoo duidelijk door den wetgever aangewezen; dat toch de afgifte, bedoeld in art. 1006, alleen betrekking zou hebben op het genot van het gelegateerde, blijkt nergens uit de wet; bovendien strijdt het tegen dezelve, daardoor toch zou de erfgenaam tweeërlei soort van bezit op de goederen der nalatenschap hebben, namelijk een bezit als eigenaar voor zich, en een bezit voor den legataris, dus niet als eigenaar; art. 1002 is duidelijk en gedoogt geene splitsing.

Die afgifte moet dus wel degelijk als leveren beschouwd worden, of er zou duidelijk uit de wet dienen te blijken, dat zij den legataris meerdere regten wilde geven; dat het woord leveren misschien te zacht gebezigd is, kan geene reden zijn om uit het verband van de wet iets anders te lezen dan er staat.

Dat in gevallen als het onderhavige het testament als bewijs van titel zou worden overgeschreven, is de gewone loop van zaken niet; het testament is de titel waarop de legataris de afgifte vordert; de acte waarbij

« EdellinenJatka »