Sivut kuvina
PDF
ePub

Wat het 2e punt betreft, de schrijver zal toch toegeven, dat het niet aangaat, de aansprakelijkheid van de geldschieters over te brengen op de notarissen.

Het zich bij overeenkomst aansprakelijk stellen der notarissen voor de beleggingen, die zij doen, is reeds uit een zedelijk oogpunt te veroordeelen.

Hoeveel te meer de wettelijke aansprakelijkstelling, die, bij een' algemeenen achteruitgang in waarde van vaste goederen, het geheele notariaat met ondergang bedreigen zou.

Uit den aard der zaak kan die aansprakelijkheid niet verder worden uitgebreid dan tot die gevallen waar, hetzij uitdrukkelijk, hetzij uit de omstandigheden, blijkt van des notaris kwade trouw.

Ik geloof ook met den heer X, dat er genoeg gevallen zijn, dat een notaris gewetenloos te werk gaat, doch hij zal ook gelooven, dat, indien zich zulks bij herhaling voordoet, de notaris zijn eigen graf delft, terwijl de gelschieter voor zijn blind vertrouwen weldra zal boeten. Beiden straffen zich ten slotte zelven. Geen wet brenge daarin verandering.

Het eigenbelang intusschen spreekt bij de meesten waarlijk sterk genoeg. In verband tot de talrijke sommen in ons land jaarlijks op hypotheek uitgezet, hetwelk jaarlijks ongeveer 100 millioen gulden bedraagt, kan men veilig zeggen, dat het bedrag aan verliezen zeer luttel is.

Indien de heer X daaromtrent een onderzoek instelde, zou hij zich ongetwijfeld verbazen!

1

RECHT EN WET.

TIJDSCHRIFT VOOR HET NOTARISAMBT,

Het verschillend recht der schuldeischers bij inbreng en bij inkorting.

Art. 967 B. W.

De giften of schenkingen hetzij onder de levenden, hetzij bij uitersten wil gemaakt, welke aan het wettelijk erfdeel mogten te kort doen, zullen bij het openvallen der nalatenschap kunnen worden verminderd, doch alleen op de vordering van de legitimarissen en van derzelver erfgenamen of regthebbenden.

Desniettegenstaande zullen de legitimarissen van die vermindering niets kunnen genieten ten nadeele van de schuldeischers van den overledene.

DI. XXXIII.

Art. 921 C. C

La réduction des dispositions entre vifs ne pourra être demandée que par ceux au profit desquels la loi fait réserve, par leurs héritiers ou ayants-cause; les donataires, les légataires, ni les créanciers du défunt, ne pourront demander cette réduction, i en profiter.

12

Zoo ziet men dat er in deze beide artikelen een aanmerkelijk verschil bestaat. De Code wil de crediteuren van den overledene niets laten genieten van de inkorting terwijl het beginsel van onze wet is dat de crediteuren van die inkorting voordeel zullen hebben.

Voor een oogenblik daarlatende dat onze wetgever volstrekt niet heeft uitgedrukt wat hij wilde en door zijne onjuiste redactie de toepasing van het wetsartikel onmogelijk maakte, merken wij op dat de beide artikelen tot fraude aanleiding kunnen geven.

De fransche wetgever heeft zeer goed overdacht wat hij te boek stelde en wanneer wij de discussie in het Conseil d'Etat nagaan, dan ontwaren wij dat aan dit punt veel meer aandacht is geschonken dan aan vele andere, misschien meer belangrijke, rechtsinstituten.

Het mag evenwel niet ontkend worden dat de ontwerpers van den Code Civil evenmin als de leden van den Conseil d'Etat er aan gedacht hebben het artikel te stellen. zooals het thans te lezen is.

Na zeer lange discussie werd in de Séance van 27 Germinal jaar XI het artikel door den Conseil d'Etat vastgesteld en luidde het toen:

La réduction pourra être demandée par ceux au profit desquels la loi fait la réserve, par leurs héritiers ou ayant cause: elle ne pourra l'être par les donataires ou légataires, ni par les créanciers du défunt, sauf à ces créanciers à exercer leurs droits sur les biens recouvrés par l'effet de cette réduction.

Er bestaat alzoo eene overeenstemming en een verschil tusschen dit voorgestelde artikel en dat van de aangeno

men wet.

De overeenstemming bestaat hierin, dat naar geen van die beide artikelen de inkorting van giften kan gevraagd worden door begiftigden, legatarissen of schuldeischers van den overledene.

Het verschil vinden we hierin, dat naar het beginsel van het door den Conseil d'Etat voorgestelde artikel, de crediteuren van den erflater altijd voordeel hadden van de inkorting, omdat zij tegen de erfgenamen de actie tot betaling behielden, voor zoo verre als de ingekorte schenking betreft, terwijl naar luidt het thans bestaande artikel van den C. C., de crediteuren nimmer door die inkorting kunnen bevoordeeld worden en zij dus deze actie niet hebben.

Het schijnt mij voor een juist begrip van het thaus bestaande art. 921 C. C. niet ongeschikt een oog te slaan op de behandeling van dit artikel èn in het Conseil d'Etat èn in het Tribunat.

Door de ontwerpers van den C. C. was voorgesteld bij het art. 921 op te nemen, dat de inkorting niet kon gevraagd worden door schuldeischers, begiftigden of legatarissen van den overledene.

Hoewel tot de ontwerpers behoorende, verhief toch MALEVILLE het eerst zijn stem tegen deze bijvoeging. Hij bestreed haar als nutteloos, omdat het idée er in weggelegd, reeds voortsproot uit vroegere artikelen, waarin volkomen duidelijk was opgenomen, dat de inkorting alleen kon geschieden op vordering van legitimarissen.

Uit het antwoord daarop door BIGOT-PREAMENEU gegeven ontwikkelde zich verder de kwestie of het wel geraden en billijk was aan de crediteuren alle voordeel op de gedane inkorting te ontnemen.

« EdellinenJatka »