Sivut kuvina
PDF
ePub

het voor de hand, zooals ook art. 1138 bepaalt, dat deze kan geschieden door zoo veel minder dan de andere deelgenooten te ontvangen en volgt daaruit vanzelf dat de onroerende goederen niet in natura behoeven te worden ingebracht.

Een ander en beter voorbeeld van het geval dat de wet, ook wanneer er legitimarissen zijn, wel degelijk beschikking over de goederen, ja zelfs over alle goederen der nalatenschap kent, meen ik te vinden in de bepalingen van art. 1167 en volg. B. W.

Dáár wordt uitdrukkelijk de bevoegdheid toegekend om alle goederen onder de kinderen te verdeelen en dus over al die goederen te beschikken.

Alleen in één geval wordt in artikel 1170 een actie van vernietiging toegelaten, namelijk wanneer één der erfgenamen met meer dan een vierde benadeeld is, of wanneer de verdeeling en hetgeen met vrijstelling van inbreng is vooruit gemaakt het wettelijk erfdeel van den een of ander der afkomelingen mocht hebben verkort.

Wanneer dus elk der erfgenamen, en dit zijn in casu steeds legitimarissen, maar een bedrag, gelijk staande met zijn legitime, is toegekend, dan bestaat er geen grond om tegen de verdeeling op te komen, zelfs niet, wanneer aan één der erfgenamen al de goederen tegen inbreng der waarde zijn aanbedeeld, want de bewering dat in het slot van art. 1170 alleen op benadeeling en verkorting voor een geldelijk bedrag wordt bedoeld, zal wel geen tegenspraak ontmoeten.

Welke reden zou nu de wetgever kunnen gehad hebben om bij de testamentaire erfopvolging de beschikkiug over de goederen te verbieden en die hier onbeperkt toe te laten;

het eenige verschil van de hier bedoelde verdeeling met een testamentaire beschikking over de goederen is, dat hier ook aan de andere erfgenamen hun aandeel in den inbreng en de overblijvende goederen wordt aangewezen.

Ten slotte zal ik nog met een enkel woord de gevolgen van de door mij voorgestane leer op eenige van de meest voorkomende beschikkingen aanwijzen. Een legaat van bepaald aangewezen goederen tegen inbreng der waarde, zal steeds uitgevoerd moeten worden; zonder verplichting tot inbreng der waarde gemaakt, zal het c. q. aanleiding geven aan de legitimarissen om een actie in te stellen tot het opleggen in contanten van hetgeen aan de legitime te kort komt.

Een universeele erfstelling ten behoeve van een vreemde, zal aan de legitimarissen aanleiding geven de uitkeering van het bedrag der legitime in geld te vorderen, zonder dat zij overigens op de goederen der nalatenschap eenige aanspraak zullen kunnen maken.

Een erfstelling voor het beschikbaar deel zal aan den gestelden erfgenaam recht van mede-eigendom op de goederen der nalatenschap geven; al worden op dit deel niet alleen de legaten, maar ook de schenkingen ingekort; toch houdt het daardoor niet op een evenredig deel te zijn, evenmin als een erfstelling voor of ophoudt een erfstelling voor een evenredig deel te zijn omdat er legaten zijn gemaakt, al kan men dan niet meer zeggen dat het verkregen bedrag in evenredigheid staat tot het totaal der nalatenschap.

Een andere beslissing zal moeten vallen voor het geval dat in plaats van een lijfrente of vruchtgebruik het

beschikbaar deel wordt afgestaan, want de legitimaris blijft erfgenaam en heeft als zoodanig recht op alle goederen wanneer deze niet bij testament aan anderen zijn toegekend; een recht op de goederen der nalatenschap is aan deze personen nergens uitdrukkelijk toegekend, en ik kan niet inzien ор welken grond zij het dus zouden doen gelden.

Gaarne zou ik hier nog de beslissingen behandelen door het Bestuur der Registratie in den laatsten tijd op deze punten genomen, omdat de juistheid van sommige daarvan, mij zeer bedenkelijk voorkomt; het is mij echter niet bekend dat deze aan het publiek zijn medegedeeld en ik meen daarom mij daarvan te moeten onthouden.

Mocht ik door dit schrijven er iets toe hebben bijgebracht om deze quaestie's ook eens uit een ander oogpunt te beschouwen, dan is mijn doel bereikt.

Nijkerk, Mei 1881.

H. C. SNETHLAGE.

Zuivering van hypotheek bij staat van faillissement

of kennelijk onvermogen.

De kooper, die het genot wil hebben van het voorrecht om het gekochte perceel te doen ontlasten van alle hypothecaire lasten, die den koopprijs te boven gaan, is gehouden, zegt Art. 1256 B. W., om binnen eene maand na de toewijzing eene gerechtelijke rangschikking tot verdeeling van den koopprijs te doen openen.

Geldt die bepaling ook wanneer de eigenaar van het verkochte goed tijdens den verkoop verkeerde in staat van faillissement of kennelijk onvermogen ?

Het request voor den kooper, dat ik acht jaren na zekeren koop liet indienen, en de dispositie daarop van de Rechtbank te Rotterdam van 20 November 1878 beantwoorden die vraag ontkennend, als volgt:

"Aan de Arrondissements-Rechtbank te Rotterdam. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen

te

dat hij, blijkens hierbij overgelegd Procesverbaal van lasten en koopsvoorwaarden van veiling en toewijzing dd. . . . 1870, ten overstaan van notaris verleden, overgeschreven ten kantore der Hypotheken kooper en eigenaar is geworden van een Huis en Erf te . . voor een koopprijs van f 6400; dat genoemd perceel krachtens onherroepelijke volmacht door den Heer

te

[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]

eersten hypotheekhouder, verkocht

in het openbaar volgens plaatselijke gebruiken, na tijdige kennisgeving aan den tweeden hypotheekhouder

[ocr errors]
[ocr errors]

welke laatste ingevolge

blijkens hierbij overgelegd exploit. . . ., in tegenwoordigheid van den E. A. Heer Kantonrechter te toen eigendom was van vonnis van uwe Rechtbank verkeerde in staat van faillissement, waarin geen accoord is aangeboden, of althans niet aangenomen, en waarin eene algeheele rangschikking is opgemaakt, en toen daartegen geen verzet was gedaan, definitievelijk door den E. A. Heer Rechter-Commissaris gesloten, welk stuk is gehecht aan de rekening en verantwoording in het faillissement, afgelegd den bevindt ter Griffie van uwe Rechtbank;

,

[ocr errors]
[ocr errors]

en zich

dat blijkens den hierbij overgelegden staat van hypothecaire inschrijvingen. afgegeven

[ocr errors]

op het genoemde perceel gevestigd waren twee hypothecaire inschrijvingen, en wel eene krachtens acte van schuldbekentenis met hypotheek, wegens geleend geld, groot in kapitaal f 5000, benevens rente en kosten, gevestigd ten behoeve van genoemden

ingeschreven den

[ocr errors]

.

; en eene

krachtens acte van hypotheekstelling den ten overstaan van notaris verleden, genomen en ingeschreven

[merged small][merged small][ocr errors][ocr errors][merged small]

toezienden voogd over de minderjarige kinderen van den failliet, welke hypotheekstelling ten behoeve dier minderjarigen genomen, was ingeschreven voor het bedrag dat genoemde vader-voogd bij het eindigen der voogdij wegens zijn beheer over de minderjarigen mocht blijken schuldig te zijn en begroot was op f 3200;

dat alzoo op het perceel wat in genoemde openbare verkooping opbracht f 6400, was ingeschreven hypothecair

« EdellinenJatka »