Sivut kuvina
PDF
ePub

behoeft; en toch is, uit hetgeen daarover geschreven en gesproken is, reeds gebleken, dat het niet door allen in denzelfden zin wordt opgevat en uitgelegd.

De voornaamste kwesties, waartoe het aanleiding geeft, zijn deze :

1o. Ontslaat de aangifte door een' uitvoerder gedaan, den erfgenaam ?

2o. Is het opschorten van- en het stellen van zekerheid voor verschuldigde regten van successie en overgang eene verpligting, als in art. 7 der successiewet is bedoeld?

3o. Is de uitvoerder bevoegd, zonder magtiging der erfgenamen, goederen der nalatenschap of aan de erfgenamen persoonlijk behoorende, te verbinden, zonder hunne goedkeuring of magtiging?

4o. Is hij dat ook, ten aanzien van die regten, die verschuldigd kunnen worden voor overgangen van een' blooten eigendom, gedurende het vruchtgebruik en waarvoor het bestuur der registratie, zekerheidstelling toelaat te gelijk met die voor de regten van den ingestelden blooten eigendom verschuldigd?

5o. Kunnen de erfgenamen het bezit van den uit. voerder, volgens art. 1055 van het Burgerlijk Wetboek niet doen ophouden, dan wanneer zij den uitvoerder in staat stellen tot betaling der opgeschorte regten van successie en overgang, even als ten opzigte der legaten bij bedoeld artikel is bepaald?

I. Volgens het le ontwerp der successiewet in 1857 aan de Tweede Kamer aangeboden, waren zoowel de uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen als de erfgenamen verpligt tot indiening der voorschreven aangifte. Deze dubbele verpligting vond echter, en zeer teregt, bij de Tweede Kamer geen bijval, hetgeen tengevolge

had, dat de Regering bij het 2e ontwerp in 1858 ingediend, aan art. 7 deze bepaling toevoegde:,,doch de aangifte door den een gedaan, ontslaat den ander." Later zijn deze woorden uit dit artikel weggenomen en deze uitlating had in de Tweede Kamer de vraag tengevolge van den heer ELOUT VAN SOETERWOUDE, of, wanneer de uitvoerder van zijne verpligting tot aangifte had gebruik gemaakt, de erfgenamen ook nog tot indiening eener aangifte gehouden waren? De Minister beantwoordde echter deze vraag in ontkennenden zin en gaf de verzekering, dat het zijne bedoeling was, om bijaldien de uitvoerder eene aangifte had ingediend, die niet nogmaals van de erfgenamen te vorderen.

Wel wordt het in het thans ontslapen Tijdschrift voor de registratie enz., Jaargang 1862, blz. 360 betreurd, dat de woorden:,,doch de aangifte door den een ge,,daan ontslaat den ander," zijn weggelaten en de opmerking gemaakt, dat een volgend Minister eene andere bedoeling kan hebben; maar wij stellen te veel vertrouwen in de Regering, dan dat zij de geschiedenis en den geest der Wet, zoo zoude ter zijde stellen, dat zij eene aangifte èn van den uitvoerder èn van de erfgenamen zoude verlangen.

En toch is dit vertrouwen reeds in zeker opzigt beschaamd geworden.

In het P. W. komt onder no. 3948 eene beslissing voor, waarmede wij ons niet kunnen vereenigen en die o. i. in strijd is met art. 7 der successiewet. Het gold daar het geval, dat een uitvoerder eene aangifte had ingediend, waarin bleek eene verzwijging ten nadeele van 's Rijks schatkist te hebben plaats gehad. Het bestuur der registratie besliste toen, dat de vervolging

moest worden ingesteld niet tegen den uitvoerder, maar tegen de erfgenamen, op grond dat :,,de bepaling aan,,gaande de bevoegdheid van executeuren tot het doen ,,van aangifte en die omtrent hunne verpligting, bijal,,dien zij van die bevoegdheid gebruik maken, in de ,,Wet is opgenomen ten gerieve zoo van de administratie ,,als van de erfgenamen, maar niet om de administratie ,,te berooven van het regt om, wanneer zulks in het ,,belang der schatkist noodig wezen mogt, de erfgenamen ,,te vervolgen, naar aanleiding van eene door den exe,,cuteur gedane aangifte."

Wel is waar is art. 7 in de Wet opgenomen in het belang en tot gemak van de administratie en de erf genamen, maar dit mag geen reden zijn om aan de administratie een regt toe te kennen, dat het zou gehouden hebben, indien art. 7 den uitvoerder geene bevoegdheid gegeven of verpligting opgelegd had om de aangifte in te dienen en alle verdere verpligtingen bij die wet aan de erfgenamen opgelegd te vervullen, maar` dat, nu den uitvoerder eenmaal die bevoegdheid gegeven of die verpligting opgelegd is, voor de schatkist tegenover de erfgenamen is te loor gegaan.

Welke wetgever zou toch ook een erfgenaam willen straffen voor een verzuim door den uitvoerder begaan?

Waartoe zou art. 36 der successiewet bepalen, dat het dwangschrift tot betaling der regten wegens eene verzwijging verschuldigd, niet zou mogen worden uitgevaardigd, dan nadat eene maand na den laatsten dag van den termijn tot aangifte is verstreken? De geschiedenis leert, om in de gelegenheid te zijn het verzuim straffeloos te herstellen. En zal de erfgenaam nu gebruik kunnen maken van een' termijn, welks begin

hij niet kent en hoe zal hij een verzuim herstellen, dat hij niet weet dat begaan is?

Eindelijk, hoe zal men van den erfgenaam boete kunnen vorderen, nu art. 36 al. 3 bepaalt dat belanghebbenden van de boete worden ontheven, zoo zij van hunne onschuld doen blijken, iets wat bij de erfgenamen steeds het geval zal zijn, indien de uitvoerder de aangifte heeft ingediend ?

II. Is het opschorten van- en het stellen van zekerheid voor verschuldigde regten van successie en overgang eene verpligting, als in art. 7 der successiewet is bedoeld?

In het reeds aangehaalde tijdschrift, jaargang 1862, blz. 297, voor de registratie enz., tracht men te betoogen, dat het opschorten van successieregten voor verkrijgingen in blooten eigendom tegen zekerheidstelling, niet is eene verpligting, maar een regt. Na eene resolutie van het Departement van Finantiën, waarbij die bevoegdheid van den uitvoerder is erkend, te hebben medegedeeld, zegt men daartoe:,,Bij geene wet ,,is den executeur de magt toegekend, om zich de op,,schorting der regten voor te behouden; men is noch ,,bij de daarstelling van art. 17, (lees 7), noch bij de ,,zamenstelling van art. 47 der wet, er op bedacht ge,,weest, hoe te handelen, als de executeur aangifte ,,doet en het regt aanwezig is van opschorting der be,,taling van de belasting. Men mag dit gebrek niet ,,aanvullen door eenvoudig uit het doel eener wetsbe,,paling te redeneren; was men op het geval in kwestic ,,bedacht geweest, dan gewis had de wetgever den exe,,cuteur geene magt verleend om naar willekeur of da,,delijk met gelden des boedels te betalen, of op te ,,schorten en maar stout weg, het eene of andere stuk

,,vast goed der nalatenschap, dat hem goed dacht, ,,zonder toestemming der eigenaren, zelfs zonder rugge,,spraak met hen, met hypotheek te bezwaren, en wel ,,met eene hypotheek, die het goed, gedurende het be,,staan van het verband, bijna buiten den handel brengt, ,,en dat alles in spijt van het bepaalde bij art. 1214 ,,in verband met art. 1059 B. W.; in spijt met de ,,belangen, soms van het hoogste gewigt, van de erf ,,genamen en eigenaren van onroerend goed of van eene ,,inschrijving op het grootboek. De boven medegedeelde ,,decisie kan de nadeeligste gevolgen hebben voor de ,,schatkist, daar zij eene zekerheid erlangt, die op den „eersten eisch, noodwendig, nietig moet worden ver,,klaard; voor den executeur, geeft hij aan de decisie ,,gevolg, daar hij kan veroordeeld worden tot vergoeding ,,van kosten, schaden en intressen, wegens onregtma,,tige daad. Men bedenke toch vooral dat art. 7 der ,,successiewet eene uitzondering bepaalt op de magt bij ,,de algemeene wet aan executeurs toegekend, en uit,,zonderingen van de engste toepassing zijn."

„Hebben de erfgenamen den executeur speciaal gemag,,tigd om het regt van opschorting bij de memorie van ,,aangifte voor de successie voor te behouden, dan ,,nog volgt daaruit niet dat hij naar willekeur, eene ,,of andere zaak tot de nalatenschap behoorende, voor ,,de belasting waarvan de betaling kan worden opge,,schort, kan verbinden; dat voorbehoud van opschor,,ting geeft noch aan den fiscus de bevoegdheid om ,,zekerheidstelling te vorderen; legt noch de erfgenamen ,,de verpligting op die te geven: dat voorbehoud is ,,conditioneel, sorteert alleen effect als men zekerheid ,,stelt, en door dit te doen, door verband op inschrij

« EdellinenJatka »