Sivut kuvina
PDF
ePub

doeleinden evenzeer op het oog heeft gehad de door haar genoemde,,huisvrienden des geloofs," al zijn die woorden onder letter niet uitdrukkelijk herhaald;

[ocr errors]

O., dat dus de vraag ontstaat, of de instelling eener stichting tot hulp en voordeel van huisvrienden des geloofs" in casu is eene instelling van een behoorlijk bereikbaar doel;

O. toch, dat, al konde bij testament eene stichting worden gefundeerd en tot erfgenaam gesteld, dan nog vóór alles de gewilde pia causa bestemd en zeker zoude moeten zijn aangeduid, omdat de gewilde erfgenaam duidelijk moet zijn aangewezen en dus ook eene, als erfgenaam gewilde, pia causa bestaanbaar moet zijn, om daardoor te kunnen uitsluiten den erfgenaam ab intestato, tot wiens uitsluiting de wet vordert eene wettige, en dus vóór alles eene duidelijke, zekere en bestaanbare beschikking;

O. nu, dat der eischers klagt over de onverstaanbaarheid in casu der uitdrukking,,huisvrienden des geloofs" is beantwoord door den verweerder met de stelling, dat uit het testament zoude blijken, dat met de bedoelingen der testatrice hieromtrent volkomen vertrouwd waren de personen, door haar met de ondersteuning uit het fonds belast;

O. echter, dat van zoodanige, door de testatrice onderstelde of verklaarde, bekendheid van administrateur en predikant met hetgeen zij testatrice door de woorden ,,huisvrienden des geloofs" bedoelde, noch uit het testament, noch uit iets anders ten processe is gebleken, terwijl, al ware dit wel het geval, de bestaanbaarheid der beschikking daardoor nog niet zoude zijn uitgemaakt;

O. toch, dat, zal een testamentaire beschikking ge

volg kunnen hebben, de inhoud moet zijn verstaanbaar en duidelijk niet slechts voor hem, die een testateur mogt beweren met zijne geheime inzigten bekend te zijn, maar ook bepaaldelijk voor den regter, die geroepen is te beslissen, wie tot de nalatenschap is geregtigd, en te beoordeelen, of eene gemaakte testamentaire beschikking in regten is bestaanbaar, en die dus ook bij instelling eener stichting, en bij onderzoek der vraag, of de erfgenaam ab intestato daardoor wettig is uitgesloten, heeft te beoordeelen, of het gewilde doel al dan niet overeenkomt met de wet, openbare orde en goede zeden, en die daartoe wel vóór alles het gewilde doel uit het testament moet kennen en verstaan;

O. nu dat de verweerder, ter verduidelijking der bewuste phrase, nog wel heeft verwezen naar hetgeen voorkomt in den brief van PAULUS aan de Galaten, vijfde kapittel, tiende vers:,,laat ons goed doen aan allen, maar meest aan de huisgenooten des geloofs," en daaruit heeft willen afleiden, dat de testatrice, lid der Waalsche gemeente te Delft, hare mede-lidmaten dier gemeente zoude hebben bedoeld door de gebezigde woorden:,,huisvrienden des geloofs;"

O., dat hiertegen al dadelijk moet worden opgemerkt, dat de testatrice bezigde het woord ,,huisvrienden" in de plaats van het tekstwoord,,huisgenooten"; dat voorts de woorden van PAULUS:,,huisgenooten des geloofs" doelen op de Christenen, of de leden der toenmalige Christelijke gemeente; dat de testatrice in dien algemeenen zin blijkbaar niet heeft willen beschikken door het bezigen der woorden,,huisvrienden des geloofs", en dat voorzeker deze woorden der testatrice uit de woorden van PAULUS, doelende op de leden der Christelijke ge

meente, zich niet laten expliceren als te bedoelen leden der Waalsche gemeente te Delft;

O., dat voor deze laatste bedoeling, welke door zeer eenvoudige woorden is uit te drukken en, zoo de testatrice haar op het oog had gehad, zoude zijn uitgedrukt, ook in den verderen inhoud van het testament geen grond voorhanden is, en dan ook de gebezigde uitdrukking veeleer doet zien, dat de testatrice daaraan dieperen zin hechtte dan aan het eenvoudig lidmaatschap van zeker kerkgenootschap, en dat zij daarbij moet hebben gedoeld op hen, die in het godsdienstige eenstemmig met haar dachten;

O. nu, dat eene zoodanige klasse van personen, zelfs voor hen, die de testatrice en hare godsdienstige denkwijzen volkomen kenden, is eene volkomen onzekere, niet herkenbare, geheel onbestemde en dus niet met zekerheid te vinden cathegorie;

O., dat dus het doel, hetwelk de testatrice begunstigen wilde, niet bereikbaar is; dat de instelling van een fonds tot een onbereikbaar doel onbestaanbaar is, en zoodanige onbestaanbare beschikking de erfgenamen ab intestato niet kan uitsluiten ;

O., dat bij deze gronden van beslissing onnoodig is te onderzoeken, of de eischers aan den verweerder het gemis der bij art. 947 B. W. bedoelde koninklijke magtiging al dan niet zouden kunnen tegenwerpen;

Gezien de aangehaalde artikelen, benevens de artt. 880, 881, 897, 1001, 1002 B. W., en de artt, 56, 615 en 612 B. R.;

Regt doende enz.,

Ontzeggende aan de eischers wat door hen meer of anders is geëischt;

Verleenen de door de eischers gevraagde en door den verweerder toegestemde acte, hiervoren aangeduid;

Verklaren, met uitzondering van de daarin voorkomende makingen aan den heer P. ACHTTIENHOVEN en de Waalsche diaconie te Delft, de hierboven woordelijk afgeschreven testamentaire beschikking van jonkvrouwe E. W. VAN RAPPARD, voorkomende in haar olographisch testament, onderteekend Delft, den 26 Junij 1856, ор denzelfden dag bij den notaris J. VERNÉE te Delft gedeponeerd, en na doode behoorlijk geregistreerd, te zijn nietig en van onwaarde;

,

Veroordeelen den verweerder om aan de eischers, in hunne hoedanigheid van erfgenamen ab intestato in de moederlijke lijn van meergemelde jonkvrouw E. W. van RAPPARD, op den 5 Oct. 1858 te Delft overleden, af te geven de helft der zuivere nalatenschap van gemelde jonkvrouwe VAN RAPPARD, en mitsdien, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan hen te betalen eene som van f12,000, waarop, na inzage en onderzoek door partijen, het bedrag van bedoelde zuivere helft is vastgesteld, met bepaling evenwel, dat deze som van ƒ 12,000, aangenomen bij een prijs van 63 pCt., voor de 21/2 pCt. werkelijke schuld; vermeerderen of verminderen zal, naar gelang de prijs der 21/2 pCt. werkelijke schuld van gezegde 63 pCt. zal verschillen;

Verklaren, dat, bij uitkeering dier som en door de enkele quitantie, daardoor de verweerder zal worden geacht in al de regten der eischers op de meergemelde nalatenschap te zijn getreden en van hen hun erfregt te hebben gekocht en daarmede door hen te zijn verlijd;

Veroordeelen den verweerder in al de kosten van dit regtsgeding, daaronder echter niet begrepen het honorarium van der eischers raadsman.

(Gepleit voor de eischers Mr. J. G. ROCHUSSEN, en voor den verweerder Mr. J. KAPPIJNE VAN DE COPPELLO.)

§ 4. Volgens artikel 224 B. W. mag te gelijk over tegenwoordig goed en over de geheele of gedeeltelijke nalatenschap bij huwelijksche voorwaarden worden beschikt.

Het Provinciaal Geregtshof in Limburg (Burgerlijke Kamer) verleende in de zitting van 12 Junij 1865 onder praesidium van Mr. R. J. E. CAPITAINE, in zake PERREAU contra THIRION het volgende, voor de notariëele practijk niet onbelangrijke arrest betreffende giften bij huwelijksche voorwaarden bedongen.

Het Hof enz.,

Met opzigt tot de daadzaken:

Aannemende dienaangaande de beweegredenen van den eersten regter en verder overwegende, dat de app., tot staving van zijne in hooger beroep genomen en hierboven overgeschreven conclusiën, behalve zijne in eersten aanleg aangevoerde middelen, alsnog heeft doen gelden, dat het bij de wet uitdrukkelijk is bepaald, dat de giften tusschen aanstaande echtgenooten bij huwelijksche voorwaarden kunnen betrekkelijk zijn, hetzij tot tegenwoordige en bij de acte bepaaldelijk omschreven goederen, hetzij tot de geheele of gedeeltelijke nalaten

« EdellinenJatka »