Sivut kuvina
PDF
ePub

LIMBURG.

A. NIERSTRASZ.

Mr. L. J. VAN OPPEN.

Overleden:

Op 5 Julij 1866, te Dordrecht, A. S. SMITS.

[merged small][ocr errors][ocr errors][ocr errors]

te Luijk, F. C. VAN MEURS,

beide Candidaat-Notarissen.

ROEDERSCHA

CANDIDAAT NOTARISSEN

NEDERLAND

REGT EN WET.

TIJDSCHRIFT VOOR HET NOTARIS-AMBT.

VERTOOGEN.

ARTIKEL 50 EN 52 DER WET VAN 9 JULIJ 1842.

Het is van lieverlede eene gewoonte geworden zoo bij de beoefenaren van het notariaat, als bij andere personen, die zich voorstellen daarvan meer of minder kennis te bezitten, om dat vak en alles wat er mede in verband staat met eenen medelijdenden blik gade te slaan. En bleef het nog maar bij gadeslaan; maar neen, zij ontzien zich volstrekt niet om de vrucht hunner opmerkingen in schrift te stellen, en die in den vorm van ingezonden stuk in een of ander tijdschrift, of op andere wijze, onder de oogen van het publiek te brengen.

Dat medelijden vindt zijn grond in den toestand van verval, waarin volgens hun zeggen en schrijven het notariaat verkeert, zoowel door toedoen der personen die XVIII. DI.

32

tot uitoefening van die bediening geroepen worden, als ten gevolge der slechte wetten die op dat stuk bestaan.

Wat het eerste betreft, zoo schetsen zij een toestand die vaak alleen voor den opmerker waarneembaar is, omdat het meestal gebeurt dat zij eene geheele klasse van personen beoordeelen naar een enkel individu, met wien zij kennis maken of wiens handelingen zij kunnen nagaan. De tweede grond die zij aanvoeren is zeer zeker eene beleefdheid voor de heeren notarissen en verdere beoefenaren van het vak, die anders den toestand van verval geheel en al voor hunne rekening zouden krijgen.

Ik hoop dat men het mij niet euvel zal duiden indien ik een weinig minder pessimist ben dan die heeren critici, en als mijne overtuiging durf uitspreken, dat die erge toestand van verval door mij nooit is waargenomen, hoezeer ik ook, zoo vóór als achter de schermen van het notarieele tooneel, veel te zien kreeg.

Wel moet ik toestemmen dat onder de ruim achthonderd heeren, die ons land van notarieele acten voorzien, men er verscheidene kan aantreffen, die hun post onwaardig zijn, zonder dat de over hen gestelde authoriteit voldoende bewijzen bezit om die onwaardigheid tot eene oorzaak van afzetting te maken, maar tevens moet ik erkennen, dat bij dergelijke voorbeelden de opinie, zoo hunner ambtgenooten als van het publiek, een veel strenger oordeel uitsprak dan de strengste regter zou kunnen doen, en zij indirect de hun toekomende straf niet ontgingen.

Zoolang nu dit het geval is, zoolang knoeijerij, gebrek aan kennis, bedriegerij, etc., hoe zij zich ook trachten te verbergen, en welk masker zij ook voordoen,

toch aan het licht worden gebragt, en zoolang men zich nog beijvert om die maskers weg te nemen en hem die het droeg met minachting aan te zien, zoolang kan men niet zeggen dat eene geheele klasse van personen besmet is door de onreinheid van sommigen, of dat het geheele notariaat is gedemoraliseerd.

Men zou met evenveel grond klaagtoonen kunnen aanheffen over den toestand der regterlijke magt, op grond dat er geheele collegien bestaan, wier leden, uit zuiver protectiehout gesneden, vonnissen produceren, die in hun soort het best kunnen vergeleken worden met notarieele acten, die door gemis aan dagteekening of andere vereischten voor de geldigheid, sporen dragen. van gebrek aan kennis bij den auteur. Maar, hetzij men het laat uit eerbied voor de regterlijke authoriteiten, of omdat het nu eenmaal geene aangenomen gewoonte is om te jammeren over de regtsbedeeling even als over het notariaat, die klaagtoonen worden althans niet vernomen.

Wat alzoo de personen betreft die tot de uitoefening van het notariaat geroepen zijn, op grond van hunne handelingen, hunne kennis en probiteit, geloof ik dat er niet de minste grond bestaat om het geheele notariaat in staat van verval te verklaren, althans niet meer grond dan voor iedere andere betrekking.

Maar nu de bestaande wetten, die worden erg aangevallen. De een keurt dit af, de ander dat, maar nog niemand die iets anders heeft in de plaats gegeven voor hetgeen hij uit de wet wil verwijderen.

Het is voorzeker zeer gemakkelijk om aanmerkingen te maken op eene wet, wanneer men door de praktijk, daarin de eene of andere leemte heeft ontdekt; maar

« EdellinenJatka »